Blog
'Train mensen om gevaren eerder op te merken'
Al 41 jaar is Gert Staal (1954) één van de drijvende krachten binnen de Nederlandse motorwereld op het gebied van rijopleidingen. Hij stond aan de wieg van de voortgezette rijopleidingen, maar hij deed nog veel meer. Aan zijn keukentafel reageert hij op onze steekwoorden.

Vader
"Mijn vader had een BMW. Gingen we op familiebezoek, dan zat moeder achterop en ik op de tank. Een helm hadden we in die tijd nog niet op, mijn vader reed enkel met zo’n alpinopetje. Toen mijn moeder beviel van een tweeling - twee meisjes - ging het niet meer om met z’n allen op de motor mee te rijden. Een vriend van mijn vader had eerder ook al kinderen gekregen en toen een zijspan genomen. In de eerste week dat hij dat ding had, was hij zo met het hele gezin de sloot ingereden. Nee, bij ons kwam absoluut geen zijspan. Maar ondanks dat is mijn vader wel altijd motor blijven rijden. Op een gegeven moment toen hij ongeveer 74 was, zei mijn moeder: ‘joh, verkoop dat ding’. Dat heeft hij toen gedaan. Binnen een jaar stond er alweer een andere. Hij kon het toch niet laten!”
De Paplepel
"Vanaf mijn twaalfde jaar rijd ik motor. Mijn bromfietstijd zat daar zelfs nog voor. Ik ben dus eigenlijk altijd al aan het klungelen met motoren. Op een gegeven moment had ik een CZ omgebouwd om er mee door de uiterwaarden te kunnen crossen. Toen ik nog op school zat, organiseerden we op woensdagmiddag wedstrijden van dorp naar dorp. Zonder uitlaat natuurlijk, dus op een kilometer afstand konden ze ons al horen aankomen. Dan stond de politie ons op de dijk al op te wachten met hun Ford Transit. Als we dat zagen, schoten wij gauw links de dijk af en reden we richting de steenfabriek. Daar lag het strandje aan de rivier helemaal vol met die mislukte bakstenen, misbaksels. Wij kwamen er met onze brommers wel overheen, maar die Transit reed zich er helemaal op vast. Nou dat ging iedere week zo!”
Eigen rijschool
"Ik heb al mijn papieren en instructeursdiploma gehaald toen ik in dienst zat. Zo mocht ik als burger rijinstructie gaan geven. Ik startte toen ook meteen al een rijschool. Mijn vader was al instructeur en ging ondertussen voor mij werken. Zodoende kon ik - toen ik op mijn 24ste uit dienst ging - meteen aan de slag in een lopend bedrijf. Op mijn 19de had ik mijn instructiepapieren voor alle categorieën voertuigen al gehaald. Ik was toen alleen nog zo jong dat ik – buiten dienst - van het CBR nog geen les mocht geven. Daar moest je destijds je rijbewijs minimaal vijf jaar voor hebben. Wel mocht ik mee als leerlingen op examen gingen. Zo bouwde ik een zekere band op met de CBR-examinatoren omdat ik de enige was die vanuit mijn rijschool de examens deed. Onderweg sprak je dan veel over opleiden en deelde ik mijn ideeën daarover.”
Anders motorrijden
"Ik dacht in die tijd al heel anders over motoropleidingen dat wat gebruikelijk was bij andere rijscholen. Zo was ik met name bezig hoe je veiliger en beter kon leren motorrijden. In mijn rijschool was ik dan ook behoorlijk afwijkend in het geven van rijonderricht. Zowel op het gebied van voertuigbeheersing als verkeersdeelneming, waarbij ik bijvoorbeeld al met de plaats op de rijbaan en het rijden van bochten bezig was. Je moet weten dat het motorrijbewijs in die tijd eigenlijk slechts een theoretische aanvulling op het autorijbewijs was. Het praktijkexamen stelde al helemaal niet zoveel voor. En dat was te merken ook."
Handen ineen
"In de tweede helft van de jaren zeventig waren er namelijk echt heel erg veel verkeersongevallen onder motorrijders. Simpelweg omdat ze eigenlijk onvoldoende beheersing over het voertuig hadden en dat motorrijders niet gezien werden door andere weggebruikers. Tegelijkertijd merkten motorrijders andere weggebruikers te laat op. Dit kwam met name doordat veel rijders een verkeerde plaats op de rijbaan innamen. Dat verontrustte me. Ik dacht: ‘straks verbieden ze die hele motor nog!’. Toen ben ik om me heen gaan kijken naar andere rijscholen die een zelfde filosofie als ik hadden. Toen kwam ik uit bij Gerard Rohof en Jan Bastinck. Wij spraken af dat we alle kennis die we zelf hadden opgedaan gingen bundelen om op basis daarvan een rijvaardigheidstraining op te zetten. Deze was speciaal gericht op motorrijders die al in bezit van een rijbewijs waren. Ik heb toen de KNMV benaderd om te vragen of de bond ook wilde werken aan het verbeteren van de rijvaardigheden van motorrijders."
"De KNMV was meteen enthousiast omdat zij een groot ledenbestand hadden en daardoor iets konden betekenen voor hun leden. Wel zaten we met de vraag of hetgeen wat wij van veilig motorrijden vonden, ook wetenschappelijk onderbouwd kon worden. Via de KNMV werden verkeersorganisaties over de hele wereld aangeschreven met de vraag of er dergelijke opleidingen bestonden. Daaruit kwam naar voren dat wij op dat moment blijkbaar de enigen waren die hiermee bezig waren. Er zat daarom niets anders op dan het helemaal zelf te ontwikkelen.”
Lege emmers mayonaise
"Samen met de KNMV, een verkeerspsycholoog, verkeersdeskundigen van de Rijks- en Gemeentepolitie en nog wat experts, kwamen we eens in de zoveel tijd samen om onze kennis bij elkaar te leggen. Over de loop van 1979 tot zo’n beetje 1981 schreven we op die manier een boek over hoe je veilig motorrijdt. ’n Klasse Beter Motorrijden noemden we het. Tegelijkertijd ontwikkelden we ook een cursus om mensen de kennis uit dat boek in de praktijk aan te leren. Dat werd de Voortgezette Rijopleiding (VRO). Die zouden we aanvankelijk vijf jaar gaan geven. Ons idee was dat daarna de rijscholen het over konden nemen in hun eigen opleidingen. Het was echt pionieren om zo’n cursus uit het niets op te zetten. Verkeerskegels zoals je die nu bij rijlessen ziet, bestonden toen nog niet. Om een slalom uit te zetten, gebruikten we daarom oude autobanden en soms zelfs lege emmers mayonaise. Die haalden we bij de lokale cafetaria op en vulden we met water om ze wat gewicht te geven. Daartussen moesten de cursisten dan hun oefeningen doen.”
Geen opleidingsinstituut
"De vijf jaar die we gepland hadden om de VRO in te burgeren zaten er in 1986 op. Maar het effect dat we gehoopt hadden te veroorzaken, bleef eigenlijk uit. Rijscholen namen onze tips niet over in hun eigen werkwijze, maar bleven voor de makkelijke weg kiezen. Leerlingen bleven toch slagen, dus waarom zouden ze zich voor veel geld gaan aanpassen. Op dat moment hebben we een conferentie georganiseerd waarvoor alle rijopleiders, vakbladen en noem maar op werden uitgenodigd. Daar presenteerden we de VRO-opleiding en met name ook waarom we deze opleidingen in het leven hadden geroepen: het terugdringen van het aantal verkeersongevallen met motorrijders. We gaven verder ook aan dat we met deze opleiding gingen stoppen. Hoewel wij immers geen opleidingsinstituut waren, deden we in deze hoedanigheid in feite wel het vuile werk van de rijscholen. Simpelweg omdat het in de rijopleidingen van de rijscholen niet voor elkaar was. Een rijinstructeur in de zaal ging vervolgens staan met de vraag: 'Maar wie leert het ons dan'."
"Hierop heb ik geholpen de KGI-cursus (KNMV Gediplomeerd Instructeur) voor rijinstructeurs te ontwikkelen, die in 1987 van start is gegaan. Een zesdaagse opleiding met een examen en een vakbekwaamheidserkenning door de KNMV. Later zijn rijscholen de vaardigheden beter gaan doceren. Mede door de opzet van de KGI-cursus, maar ook omdat het CBR de Bijzondere Verrichtingen invoerde als aanvullend examen om je motorrijbewijs te halen. De KNMV heeft hierbij het CBR met kennis en kunde bijgestaan en hielp mee om de juiste oefeningen voor dat examen samen te stellen. Veel daarvan kwam regelrecht voort uit de VRO-cursus! Omdat hierdoor minder leerlingen slaagden, moesten de rijscholen hun opleidingen wel gaan verbeteren.”
Verschuiving
"Na twintig jaar zagen we eigenlijk dat er geen grote verschillen waren in het aantal verkeersongevallen met motorrijders vergeleken met toen we met de VRO-opleidingen begonnen. Oké, er waren inmiddels ook een heleboel meer motorrijders dan toen wij begonnen, tegelijkertijd werd het in het verkeer ook steeds drukker. Je zou dus kunnen stellen dat vergelijken eigenlijk onmogelijk was. Maar er leek ook iets anders aan de hand. Van een onderzoek naar een rijopleiding voor ambulancechauffeurs in Zweden, leerden we dat men niet veiliger ging rijden door het aanleren van vaardigheden. Sterker nog: het werkt juist averechts. Wat effectiever werkt is om mensen te trainen om gevaren eerder en/of beter op te merken. Leer je ze alleen hoe ze in noodsituaties moeten reageren, dan gaan ze zichzelf namelijk overschatten. En hoewel je natuurlijk zeker ook moet weten hoe je moet reageren, is voorkomen dat je in zo’n situatie terechtkomt nog altijd beter. Als je plots in een gevaarlijke situatie terechtkomt, is de eerste reactie namelijk altijd om te ‘schrikken’. Ongeacht hoe goed of lang je al rijdt blijft dat de eerste reactie. Vervolgens schakelt je brein over op het overlevingsmodem, je prehistorische hersenen. Dit brein kent geen perfecte noodstop of uitwijken et cetera: alle handelingen erna zijn ongecontroleerd. Natuurlijk heb je vaardigheden nodig om veilig te rijden, we trainen ook nog steeds met diverse noodsituaties en hoe je dan zou moeten handelen. Maar nu doen we dat met een andere boodschap. Ervaar hoe moeilijk het is om in een (geoefende) noodsituatie goed en juist te handelen, zodat je begrijpt dat je eigenlijk nooit in die situatie wil komen. Herken daarom de risico’s en pas vervolgens je gedrag daarop aan.”
Praten en rijden
"Een cursist die een VRO heeft gevolgd op Lelystad, is de hele dag zeer intensief bezig. Volgt hij nu de VRO Risico Herkennen – die op de openbare weg plaatsvindt - dan denkt hij misschien: ‘ik heb meer gepraat dan gereden eigenlijk’. Dat kan misschien tegen je verwachting in zijn, maar dat is juist hoe we je dingen proberen te leren, ook al rijden we op die dag óók heel veel. Maar juist door het met anderen te hebben over bepaalde dingen, leer je heel veel. Een stuk meer dan dat we je alles stap voor stap zouden voordoen, dat hebben we inmiddels zelf geleerd in al die jaren dat we het doen. En dat je niet heel veel handelingen doet, wil niet zeggen dat je niet veel leert. Doordat we je onderbewuste trainen, eindig je de training uiteindelijk als betere motorrijder. Want daardoor ga jij je anders en bewuster gedragen.”
Werkplezier
"Vorig jaar ben ik met pensioen gegaan bij de politie, maar ik werk gewoon door hoor. Zo geef ik trainingen op het gebied van rijangst en ook het gebruik van optische en geluidssignalen. Natuurlijk doe ik ook nog de VRO’s bij de KNMV. Waar ik het meeste plezier uithaal? Alle drie de taken hebben hun charme. De VRO’s en die trainingen op rijangst zijn erg dankbaar werk. De trainingen met de lichten en sirene zijn vooral leuk omdat je dingen mag doen die anderen niet mogen. Ik merk vooral dat ik het erg mooi vind om te zien dat mensen in de loop van de dag iets leren. Iets wat ze in de ochtend nog niet wisten of konden.”
BMW R 1250 GS
"Ik heb een heleboel motoren gehad in mijn leven, maar BMW was wel altijd een soort rode draad. Welke mijn favoriet was? Dat kan ik niet zeggen. Op dat moment in mijn leven was de motor die ik dan reed altijd mijn favoriet. Vergelijken kan ik ze daarom ook bijna niet, omdat ik zelf ook veranderd ben. Als ik het geld ervoor zou hebben, zou ik nog wel graag een BMW R1250GS rijden. Dat vind ik echt een fantastische machine.”
Risico Herkennen
Met het doorlopen van de KNMV-training Risico Herkennen, beleef je niet alleen maar voordelen in je rijden. In veel gevallen loont het ook financieel! Bij KNMV Verzekeringen krijg je namelijk korting op de premie voor je motor, als je kan aantonen dat je een voortgezette rijopleiding hebt gevolgd. Dat kan oplopen tot wel 10 procent!
Bovendien; als je nu een verzekering afsluit bij KNMV Verzekeringen, krijg je het eerste jaar zelfs nóg eens 10 procent korting op je premie. Tikt al aardig aan!
Woon je in de provincie Gelderland, Drenthe, Friesland, Utrecht of Overijssel? Dan heb je geluk. Deze provincies hebben namelijk een subsidiepot waar motorrijders gebruik van mogen maken om deze training te volgen. Kost de training je normaal 255 euro, betaal je met subsidie slechts 50 euro. De voorwaarden om aanspraak te maken op deze subsidie verschillen per provincie; meer informatie vind je hier.